DE ZOMER VAN 1910
Wim Sonneveld (The Netherlands)
Zij herinnert zich nog de rozen 
De rozen langs het pad, en ook weet zij nog 
Dat z' een rode roos had gekozen 
Die kleurde zo mooi bij haar wit mousseline 
Ze was nog zo jong, zo verschrikkelijk jong 
In die zomer van 1910 
Zij herinnert zich nog z'n ogen 
Z'n mond en het gebaar van z'n hand 
Toen hij van haar voorgoed heeft afscheid genomen 
En dat zij hem nooit meer, nee nooit meer zou zien 
Ze was nog zo jong, zo verschrikkelijk jong 
In die zomer van 1910 
Die dag is voorbij en die zomer vergaan 
Onherroepelijk, onherroepelijk 
Toch is die herinnering blijven bestaan 
Onveranderlijk, onveranderlijk 
De rozen die bloeien nog steeds lang het pad 
Waar ze hem voor het laatst heeft ontmoet 
Die zomerse dag is verstard tot een beeld 
Dat haar bijblijft voor altijd, voorgoed 
Die jaren zijn vervlogen 
Dat beeld vergeet ze niet, ach, en steeds als zij het ziet 
Komen tranen in haar ogen 
Omdat het genaad'loos aan haar laat zien: 
Je wordt nooit meer bedroefd, maar ook nooit meer verliefd 
Nooit meer jong als in 1910