LIED VOOR EEN KIND DAT BANG IS IN HET DONKER
Boudewijn de Groot (The Netherlands)
Binnen lig ik in m'n bed
Met gedachten aan daarbuiten
Waar kabouters vrolijk fluiten
Want die hebben altijd pret
Binnen in m'n warme hol
Hoor ik m'n gedachten lopen
Die tevoorschijn zijn gekropen
En ik voel me boordevol
Vol verwarring en plezier
Om de kou en ach, daar buiten
Klamme handjes op de ruiten
Van het een of and're dier
Vast een soort van chimpansee
Zal ik hem eens binnen laten
Nee, in God'snaam, laat maar praten
'k Zit genoeg in de puree
Lekker is het hier in bed
'k Heb m'n allermooiste dromen
Nu vanavond laten komen
En de wekker afgezet
Maar des nachts om twaalf uur
Komt een kerel van de zolder
Met een grote zak vol kolder
En een fles vol apezuur
Daarvan ben ik toch wel bang
Maar gelukkig gaan m'n kleren
Dan elkaar weer mores leren
En ze rennen door de gang
En ik hoor de hoge hoed
Op de kapstok zonder klagen
Want alleen om hem te plagen
Doen ze hem vol suikergoed
Maar ik voel me wat alleen
En een meisje komt me kussen
Wel wat lastig ondertussen
Al die vlinders om me heen
Maar nu heb ik dan m'n schat
Lekker in m'n warme bedje
Lekker dier, vooruit, wat let je
Heb je al een zoen gehad
Leiden is nog steeds een last
Maar dat kan me niet veel schelen
Want de maan, die ronde gele
Houdt de hemel toch wel vast
Maar helaas, de goeie fles
Waaruit ik m'n zoete dromen
Glanzend in m'n glas zag stromen
Is nu leeg, een harde les
En die fles is tot mijn spijt
Middelpunt van heel m'n leven
Met de wekker op half zeven
Zak ik door een eeuwigheid
O, het leven is een last
Met het werk van zeven weken
Onberoerd en onbekeken
Doelloos liggend in de kast
O, wat heb ik reuze spijt
Niets dan tranen is het leven
En ik zucht met Van 't Reve
"'t Is weer niks als narigheid"
Narrig snurkend in m'n slaap
Lig ik hier tot kwart voor achten
Op de dageraad te wachten
Morgen sta ik weer voor aap